opnieuw op tournee
 
a: Zullen we in bad gaan? / g: In bad? / g: Ja. En dan niet naar... / a: We kunnen evengoed samen in bad gaan. / g: Ja. Terwijl ik eigenlijk een doucher ben. / a: Gij zijt meer een doucher ja. / g: Maar we namen vroeger vaak samen een bad. / a: Dat was toch spannend? Een doucher die een bad neemt? / g: Gij hebt ook nog gedoucht met mij. Ik vond dat ook spannend.